art deco (zn. m. / v.) link
Stijl ontwikkeld in het interbellum in de toegepaste kunsten, bouwkunst en grafische kunsten en ingewijd op de Exposition internationale des Arts décoratifs et industriels modernes te Parijs in 1925, waaraan hij ook zijn naam ontleent. De art deco manifesteert zich als een terugkeer naar het classicisme en de soberheid, en zet zich af tegen de krommingen en de grilligheid van de art nouveau zoals die zich in Frankrijk en in België ontwikkelde. Hij moet gesitueerd worden in het verlengde van de geometrische tendens van de art nouveau, te weten de Jugendstil of de Weense Secession*. Aangekondigd door het kubisme, het futurisme en het constructivisme, neigt de art deco naar de stilering* en uitpuring van vormen door het streven naar sobere en geometrische lijnen. Hij wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan vormen: inspiratiebronnen zijn de natuur (tot het uiterste gestileerd), primitieve kunst, de Arabische cultuur of nog de Franse kunst van de 18de eeuw (linten*, draperingen*, parels*, kransen, festoenen*, etc. worden geherinterpreteerd). Aan het fauvisme ontleent de art deco het gebruik van levendige kleuren en hij verraadt een voorkeur voor het gebruik van nieuwe of kostbare materialen.
Er bestaan twee parallelle tendensen: enerzijds een geraffineerde bouwkunst en kunstnijverheid bestemd voor de gegoede klassen, anderzijds een modernere en meer functionalistische stroming waarin de kunstenaars objecten ontwerpen voor serieproductie, bestemd voor de massaconsumptie.
In het domein van het behangpapier maken de curves* van de art nouveau plaats voor geometrische motieven (cirkels*, halve cirkels, vierkanten*, ruiten*, bliksems), die zich herhalen en elkaar deels overlappen in de trant van de kubistische destructuratie van vormen. Het ruime ornamentale repertorium van het art deco-behangpapier bestaat voorts uit motieven* – al dan niet op de natuur geïnspireerd – met een geometrische en eenvoudige grafische vormgeving: fonteinen* of waterstralen, genretaferelen, landschappen*, rozen, florale composities, gazelles, herten, etc. Het gamma van lichte kleuren van de art nouveau wordt in de jaren 1910 vervangen door de aanwending van vlakke tinten in grote oppervlakken, druk gevuld en contrasterend, met een voorliefde voor licht- en donkerblauw, zwart, oranje, groen, mauve en goud. Zoals in de art nouveau blijven de friezen* dominant aanwezig, met een vernieuwing van de types van opstellling: combinatie van een gestreept* behangpapier met een fries* met een in het oog springende grafische vormgeving, of nog de omlijsting van een paneel door een breed neutraal veld; in beide gevallen worden de overgangen verborgen achter een – vaak geometrisch – galon* (Boussoussou et al., 2004, p. 148-149 ; Harmanni, 2001, p. 69 ; Jacqué, 2004, p. 16 ; Riley & Bayer, 2004, p. 350, 352).
....

Illustratie:
Art deco-behangpapier met bloemen, Desfossé & Karth.
Mecanisch druk op papier, 1930 ca.
Franse productie, Parijs.
Gent, Design Museum.
© KIK-IRPA, Brussel (X047161)