art nouveau (zn. m. / v.) link
Stijl die zich ontwikkelde in het laatste decennium van de 19de eeuw over heel Europa en de Verenigde Staten. Hij bereikte een hoogtepunt omstreeks 1900, en raakte aan het begin van de 20ste eeuw snel in onbruik. Als erfgenaam van de Arts and Crafts*-beweging verzet de art nouveau zich tegen het eclectisme* van de tweede helft van de eeuw, en tegen de producten van de industrialisatie. Hij is uiting van het streven naar een nieuwe stijl in ieders bereik, van de bouwkunst tot de tafelkunsten verenigd, en wil zo het onderscheid opheffen tussen de zogenaamde hoge en lage kunsten. Het art nouveau-decor wordt gekenmerkt door gestileerde*, soepele en organische vormen, geïnspireerd door de natuur, door asymmetrie, door de golvende en dynamische lijn – zogenaamd in zweepslag – die enigszins herinnert aan de krommingen van de rococo*. Hij ontleent tevens vormen aan niet-Westerse kunsttradities zoals die van Japan (zie: Anglo-Japans), Noord-Afrika of het Midden-Oosten, en leunt in zekere opzichten aan bij het symbolisme*. De term art nouveau – naar de Parijse kunstgalerij van Samuel Bing – wordt algemeen aanvaard om de stijl aan te duiden, maar er zijn ook andere, landgebonden benamingen: Modern Style in Groot-Brittannië, Jugendstil in Duitsland, Sezessionstil in Oostenrijk, Stile Liberty in Italië, etc. Deze benamingen getuigen van het nationale karakter van de art nouveau en van de vormdiversiteit tussen al deze varianten. Zo zou de Oostenrijkse variant (Sezessionstil of Weense Secession*), waarin rechte lijnen en geometrische vormen overheersen, de neergang van de art nouveau aan het begin van de 20ste eeuw overleven, en de art deco* en het modernisme aankondigen. In het domein van het behangpapier manifesteert de art nouveaustijl zich evenzeer door de ontwikkeling van een eigen repertorium van motieven, als door een nieuwe grafische vormgeving. Het ornamentale vocabularium, gebaseerd op de verwerping van de kunst uit de 19de eeuw, put zijn inspiratie uit de plantenwereld, maar ook uit het dierenrijk, en neemt vaak een symbolische connotatie aan. Er wordt echter geenszins genoegen genomen met een slaafse nabootsing van de werkelijkheid, maar de beeldbewerking benut de stilering* en dynamiek van de curve* en de zweepslaglijn. De meer geometrische tendens van de stijl (Duits en Oostenrijks) wordt gekenmerkt door rechtlijnigere vormen en door een spel van lijnen, strepen en stippen. Het tweedimensionale karakter van de muur wordt bekrachtigd door de verwerping van het trompe-l’oeil, het perspectief of de weergave van de derde dimensie. Wat de kleur betreft, wordt de voorkeur gegeven aan pasteltinten en zachte tonaliteiten, terwijl de Duitse stijlvariant zich eerder van krachtigere en meer contrasterende tonaliteiten bedient. Onder de invloed van de Aesthetic Movement in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten in de jaren 1880-1890, vindt er tevens een reorganisatie van de muur en van de bekleding met behangpapier plaats: de fries* onder het plafond wordt breder en opvallender. Zijn hoogte, gelijk aan de breedte van een rol, laat toe om het plafond visueel te verlagen en om een intimistischere sfeer te scheppen, terwijl op iconografisch vlak de vegetale thema’s en landschappen* tot ontwikkeling komen. Als voornaamste kamerdecor wint de fries aan autonomie en komt hij volledig tot zijn recht (Boussoussou et al., 204, p. 100, 114 ; Gruber & Arizzoli-Clémentel, 1994, p. 289-291 ; Harmanni, 2001, p. 55 ; Jacqué, 2004, p. 4, 10 ; Riley & Bayer, 2004, p. 298-301, 330).
....

Illustratie:
Behangpapier met plantaardig motief, onbekende auteur.
Mecanisch druk, 1900 ca.
Afkomst Brussel, Ambiorixsquare, Quaker House.
© KIK-IRPA, Brussel (X041583)