Empirestijl (zn. o.) link
Franse neoklassieke* stijl die samenvalt met de regeerperiode van Napoleon I (1804 tot 1815). De empirestijl volgt op de directoirestijl*, waarvan hij de hardheid van de vormen nog overtreft, en wordt gekenmerkt door een rijkelijke ornamentatie. Bij het Grieks-Romeinse vocabularium (zie Lodewijk XVI-stijl* en directoirestijl*), waarvan bepaalde motieven* zoals wapens, schilden, zwaarden, helmen, palmetten*, rozetten*, Victoria’s*, medaillons*, urnes*, trofeeën* terugkomen, voegt zich een Egyptisch vocabularium dat bestaat uit Egyptische figuren, valse hiërogliefen, sfinxen*, obelisken, etc. en dat een toenemend succes kende na de expedities die Bonaparte vanaf 1798 voerde in Egypte. Andere motieven zoals de zwaan*, de citer, de laurierkrans, de ruit*, de arend, de ster*, het antieke span of de fasces verrijken het ornamentale lexicon nog verder. Een ander terugkerend iconografisch motief is dat van de bij, door Napoleon I gekozen als symbool, in tegenstelling tot de Franse lelie* van de Bourbons. Overzichtswerken over decoratie, zoals de Recueil de décorations intérieures van Charles Percier (1764-1836) en Pierre-François-Léonard Fontaine (1762-1853), bijgenaamd ‘de Etrusken’, gepubliceerd vanaf 1801, hebben ruimschoots bijgedragen aan de internationale verspreiding van de stijl.
In het domein van het behangpapier is er, naast de strenge vormen en voorkeursmotieven van de empirestijl, een algemene tendens van imitatie van luxueuze texturen zoals hout en vooral textiel*. De textielen worden niettemin weergegeven als wandbespanningen* in trompe-l’oeil (en niet als een wandbespanning met doorlopende motieven), met hun plooien en hun gordijnkoorden*, beladen met passementwerk* en festons*, zoals de echte draperingen* – zogenaamd ‘in Romeinse trant’ – die vanaf 1790 de muren van de luxueuze vertrekken tooiden. Het succes van deze illusionistische behangpapieren is onbetwist en de fabrikanten wedijverden met elkaar in de ingenieuze weergave van de mooiste stoffen (hun glans, hun zinderende kleuren, hun textuur en hun meest verfijnde ontwerp). De stijl kwam in de mode aan het begin van de 19de eeuw en duurde tot de jaren 1840-1850: bij het strenge uitzicht van de empirestijl voegt zich in de jaren 1820 een overvloedige decoratie met Victoria’s*, trofeeën* en attributen.
Naast deze tendens van imitatie van materialen verbreidde zich vanaf het einde van de 18de eeuw tevens een mode voor zogenaamde panoramische behangpapieren*, die landschappen* weergeven op meerdere stroken die naast elkaar worden geplaatst. Het exotisme van hun onderwerpen maakt het mogelijk om de gestrengheid van de decoratie die toen in de mode was, te doorbreken. De vormbehandeling van de motieven wordt onder meer gekenmerkt door het gebruik van kleine arceringen en zaagtandmotieven* voor de weergave van reliëfs en schaduwen (Clouzot, 1931, p. 20 ; Gruber & Arizzoli-Clémentel, 1994, p. 48-50, 57 ; Harmanni, 2001, p. 27-31, 33 ; Jacqué, 2005, p. 17-18 ; Nouvel & Seguin, 1981, p. 13-15).
....

Illustratie:
Empirestijl behangpapier, onbekende auteur.
Blokdruk op papier, 1791-1810 ca.
Vroeger Saint-Mard, Huis "Château Bon".
© KIK-IRPA, Brussel (A41245)