neo- link
Het historicisme verwijst naar de artistieke tendens die voornamelijk rond de jaren 1840-1880 werd ontwikkeld en die zich inspireert op, en een interpretatie biedt van alle oude historische stijlen. De generische benaming “neo” is van toepassing op de stijlen die zijn geïnspireerd op de grote stijlen uit het verleden, zoals het neoclassicisme*, de neobarok*, de neogotiek*, de neorenaissance*, de neorococo*, de neobyzantijnse stijl*.
In de laatste decennia van de 18de eeuw, tegelijk met de bloei van het neoclassicisme*, is er eerst een fascinatie ontstaan voor de gotische kunst, die nieuwe inspiratiebronnen bood aan de kunstenaars. Ze werd in de jaren 1840 gevolgd door een interesse in alle stijlen uit het verleden. Ze werden gebruikt, opnieuw uitgevonden, soms gemengd en in dezelfde compositie zij aan zijn gebruikt (eclecticisme).
De voorkeur voor een welbepaalde stijl verschilt van de ene periode tot de andere. Het historicisme wordt gevoed door de publicatie van een groot aantal overzichtswerken met modellen (heruitgaves van oude overzichtswerken, of nieuwontworpen modellen) evenals van ornamentglossaria en -encyclopedieën (waarvan Grammar of Ornament van Owen Jones uit 1856 zeker de bekendste is) die systematische classificaties van de motieven* per stijl voorstellen.
Deze terugkeer naar de vormen uit het verleden is vooral een zaak van de nieuwe burgerij die, zonder eigen culturele wortels, ernaar verlangt om zich een identiteit te smeden, en dit in complementariteit met haar verlangen naar nieuwheid. De brede waaier aan beschikbare stijlen voldeed aan de vraag van dit steeds toenemende publiek dat hoger op de sociale ladder wilde geraken. Om tegemoet te komen aan hun noden wordt, dankzij de Industriële Revolutie en de massaproductie, een hele reeks goedkope maar luxueus vormgegeven nieuwe producten op de markt gebracht. Het behangpapier schrijft zich in in deze beweging: dankzij de mechanisering van de industrie wordt het voor steeds meer kopers toegankelijk. De imitatie van materialen is een praktijk die nog (zie empirestijl*) zeer wijdverspreid blijft. Naast de imitatie van textielmotieven die tijdloos zijn geworden (bedrukte katoentjes*, damast*, toile de Jouy-stof*), moet men wijzen op de aanwezigheid van boorden die stuc* imiteren (in een beperkt kleurenpalet) en op de imitatie van decors uit gesculpteerde steen, vaak in een gotische of rococostijl. Alle stijlen worden zeer fantasierijk vormgegeven. Het is de Parijzenaar Dauptain fils die vanaf 1823 de pastichedecors introduceerde: middeleeuwen, renaissance, rocaillestijl*, Pompadourstijl, onder meer ontworpen door Victor Poterlet. Historische en eigentijdse gebeurtenissen (zoals de wereldtentoonstellingen*) vormen eveneens een geliefd onderwerp voor behangpapier, net zoals de rijkelijke panorama’s met een overvloed aan bloemen, die de mode van de wintertuinen volgen die werd ingeluid door keizerin Eugenia met haar voorliefde voor de nieuwe rozen*- en pioenenvariëteiten. Na 1840 wordt de productie gekenmerkt door een lichter kleurenpalet met lichte tinten van grijs*, wit* en groen*, en een voorliefde voor ultramarijnblauw* op basis van het in 1828 ontwikkelde synthetische pigment* dat het uitzicht heeft van lapis lazuli* (Boussoussou et al., 2004, p. 60 ; De Bruignac, 1995, p. 64 ; Harmanni, 2001, p. 37, 45 ; Jacqué, 2004, p. 24 ; Nouvel & Seguin, 1981, p. 19 ; Riley & Bayer, 2004, p. 210-213, 248 ; Teynac et al., 1981, p. 127).
....

Illustratie:
Fragment van neogotisch behangpapier, geïnspireerd van "Esmeralda" door Dufour & Leroy.
Blokdruk op papier, na 1840.
Brussel, Koninklijke Musea voor Kusnt en Geschiedenis, fonds Everaerrts-Fizenne.
© Foto Geert Wisse, voor de KMKG.