groteske (zn. m. of v.) of grotesken (zn. m. of v. mv.), grotesk (bn.) link
Decoratieve stijl die tijdens de renaissance werd ontwikkeld naar antieke voorbeelden. Aan het einde van de vijftiende en aan het begin van de zestiende eeuw ontdekte men in Rome, onder de in het van Nero, fantaisistische decors bestaande uit fantasiefiguren die zonder enige logische ordening of schaal waren gerangschikt. Dit type van decor kreeg de naam grotesken vermits men de toenmalige opgravingen in Rome grotten (grotteschi) noemde. De grotesken – zuivere produkten van de verbeelding – verbinden illustionistische architectuur, landschappen, antropomorfe motieven en dieren, met florale en vegetale thema’s, waarbij wordt gespeeld met gedaanteverwisselingen en kruisingen tussen de soorten. Bij de grilligheid van de motieven en hun associaties voegt zich die van het architecturale kader, dat de zwaartekracht lijkt te tarten, en die van de compositie, meestal symmetrisch langs weerszijden van een verticale as. Dit decoratieve systeem kende een groot succes en zou opnieuw gekopieerd, verspreid en heruitgevonden worden door de kunstenaars van de zestiende tot de twintigste eeuw, in de stijlen van de renaissance, het maniërisme, de barok, de rococo en de neoklassiek. De grotesken in de loggia’s van het Vaticaan, tussen 1517 en 1519 uitgevoerd door Raphael en zijn atelier, behoren tot de belangrijkste voorbeelden van de herinterpretatie van deze antieke motieven. In de achttiende eeuw was de term groteske een synoniem voor arabesk* Vanwege de buitenissigheid van dit decor wordt de term grotesk tevens gebruikt als bijvoeglijk naamwoord ter aanduiding van al wat extravagant en fantastisch is, vaak in pejoratieve zin (CHASTEL ; FUHRING, Histoire de l’art - grotesques, dans Encyclopaedia Universalis ; Jacqué, 1995b, p. 18-19 ; Néraudau, 1985, p. 253 ; Wodon, 2008, p. 53-54).
....

Illustratie:
Behangpapier met decor als grotesken, onbekende auteur.
Blokdruk op papier, 1776-1800.
Kasteel van Attre, greoen kamer.
© KIK-IRPA, Brussel (KM14064)